Santhia – Vercelli 26 km
’s Nachts wordt ik wakker van de regen. Het gaat aardig te keer. Oh jee, als we dat morgen maar niet hebben. We zijn inmiddels met vier pelgrims hier, en houden allen nauwlettend het weer in de gaten. Mijn vader zei altijd dat alles wat nu valt, morgen niet valt. En met die geruststellende gedachte val ik weer in slaap.
Ik wordt pad redelijk laat wakker. Het is hier pas tegen zeven uur licht, en als het dan bewolkt is blijft het nog donkerder. Snel er uit en lopen! De tegen is vooral voor de middag voorspelt, dus zo ver mogelijk zien te komen! Ik drink nog een koffie bij het restaurant van gisteren. Ik weet niet of ik onderweg nog wat tegenkom. De anderen zijn al onderweg. Ik hoorde ze vanochtend de sleutels in de bus gooien. Al snel loop ik de staf uit en de eerste rijstvelden in. De streek hier staat bekend om de tijstteelt. Zo ver het oog reikt rijstvelden. De rijst zal bijna geoogst kunnen worden en verspreid een lichte weeïge geur. Het is verder mistig en een beetje vochtig, maar gelukkig wel droog. In de verte zie ik de andere pelgrims voor me lopen. Eenzame wandelaars tussen de velden. De route loopt over de dijkjes tussen de velden. Onderweg is er nog een soort kerkdienst gaande midden tussen de velden bij een mini-kapelletje. Waarschijnlijk voor het begin van de oogst. De eerste kilometers loop ik niet zo lekker. Ik maak me dan weer druk dat hey miet gaat zoals ik wil, waardoor het juist nog minder gaat. Het is een beetje ruzie met mezelf. Als ik dat hoofd toch gewoon eens uit kon zetten! Maar daarvoor ga ik nou juist wandelen. Helaas neem je jezelf daar ook bij mee, hoe hard je ook loopt. En veel afleiding is er hier op de lange wegen tussen de rijstvelden niet.
Gelukkig wordt ik gered door door koffie in het enige plaatsje dat vandaag op de route ligt. De rest zit er ook. Het is een typisch Italiaans pleintje, waar iedereen elkaar in het koffiebarretje ontmoet. Voor een euro krijg je al koffie, of een cappuccino, of wat dan ook. Dat maakt allemaal niet uit. Na de pauze loop ik kog even ruziënd met mezelf door, maar de prachtige omgeving wint het uiteindelijk en geniet ik van de eindeloze velden waar ik doorheen loop. Blij dat het nog droog is en niet heel heet. Schaduw is hier namelijk nergens!
Na de lunch loop ik het laatste stuk samen met Bert. Al uren zien we Vercelli liggen, maar we lijken er in een grote boog omheennte lopen. Als er uiteindelijk de stad bereiken is het nog bijna drie kwartier naar de herberg. We kunnen het eerst ook niet goed vinden en dwalen wat rond. Uiteindelijk bleken we al vlak bij te zijn geweest, maar door de routebeschrijving hebben we ons in de war laten brengen.
Na de douche ga ik wat proviand halen voor morgen. In de straat zit een gelateria, oftewel een ijswinkel. Ik ben hier al bijna een week en heb nog geen Italiaans ijsje op. Dat wordt dus tijd. Dat het inmiddels is gaan regenen houdt mij niet tegen. Ik krijg een ijsje met drie ‘bollen’, waarvan het een wonder is dat het niet gelijk instort. Er zit meer ijs buiten het hoorntje dan erin. Dan maar even zitten om het op te eten. In de regen op weer een typisch Italiaans pleintje geniet ik van mijn Italiaanse schepijs. Soms kan geluk zo simpel zijn. Het ijsje eten is wel een race tegen de klok, of meer de zwaartekracht. Het ijsje lijkt ieder moment te kunnen instorten. Uiteindelijk lukt het mij zonder heel erg onder het ijs te komen alles binnen de tijd op te eten!
Voor het avondeten heb ik met Bert afgesproken. Morgen verliezen we elkaar weer uit het oog, en geen idee of we elkaar daarna nog zien. We eten in een restaurant waar ‘La Mama’ duidelijk de baas is. Het eten is heerlijk, maar hoe die Italianen dat toch allemaal opkrijgen?! Na het voorgerecht zit ik al bijna vol! Voldaan lig ik nu op bed dit stukje te schrijven. Ik heb toevallig weer een eigen kamer, en zal geen last hebben van kamergenoten. Welterusten!